Cisordinol® Depot

KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Cisordinol Depot 200 mg/ml,
injectievloeistof i.m.:

1 ml bevat 200 mg zuclopenthixoldecanoaat.
Cisordinol Depot 500 mg/ml,
injectievloeistof i.m.:
1 ml bevat 500 mg zuclopenthixoldecanoaat.

FARMACEUTISCHE VORM

Cisordinol Depot 200 mg/ml injectievloeistof is een dunvloeibare, heldere, gele olie.
Cisordinol Depot 500 mg/ml injectievloeistof is een dunvloeibare, heldere, gele olie.

KLINISCHE GEGEVENS

Therapeutische indicaties:
Onderhoudsbehandeling van chronische of recidiverende psychosen.
Dosering en wijze van toediening:
Cisordinol Depot dient individueel gedoseerd te worden, waarbij als richtlijn kan gelden: Cisordinol Depot wordt diep intragluteaal ingespoten om de 2 - 4 weken.

Een onderhoudsdosering van 200 - 600 mg (= 1 - 3 ml Cisordinol Depot 200 mg/ml) is in de meeste gevallen voldoende. Afhankelijk van de respons kunnen in bepaalde gevallen hogere doses gegeven worden of intervallen verkort worden.
Bij hogere doses verdient het aanbeveling gebruik te maken van de geconcentreerde vorm (Cisordinol Depot 500 mg/ml).

Bij overgang van Cisordinol oraal naar Cisordinol Depot kan men, in zijn algemeenheid, als vuistregel de volgende onderhoudsdosering hanteren:
aantal mg Cisordinol oraal per dag x 8
= aantal mg Cisordinol Depot per 2 - 4 weken.
Cisordinol oraal kan in de eerste week na de eerste injectie afgebouwd worden.
Bij overgang van Cisordinol-Acutard naar Cisordinol Depot geldt als vuistregel: gelijktijdig met de laatste injectie Cisordinol-Acutard (50 - 100 mg) wordt 200 - 400 mg (1 - 2 ml) Cisordinol Depot 200 mg/ml intramusculair toegediend en om de 2 - 4 weken herhaald.
Afhankelijk van de respons kunnen hogere doses gegeven worden of intervallen verkort worden.
Cisordinol-Acutard en Cisordinol Depot kunnen in één injectiespuit als co-injectie toegediend worden.
Contraïndicaties:
Overgevoeligheid voor zuclopenthixol.

Speciale waarschuwingen en bijzondere voorzorgen bij gebruik:

Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met parkinsonisme (antipsychotica kunnen de symptomen verergeren) en bij patiënten met epilepsie (anti-psychotica kunnen de prikkeldrempel verlagen).

Bij langdurige behandeling met antipsychotica (voor-al met hoge doses) kan tardieve dyskinesie voorkomen. Deze symptomen kunnen tijdelijk verergeren na het staken van de behandeling of zelfs nog ont-staan. Het risico van irreversibiliteit is groter bij oudere patiënten en bij patiënten met een organische hersenbeschadiging.
Het verdient aanbeveling de patiënten vanaf 3-6 maanden na de start van de therapie periodiek hierop te controleren en tevens de patiënten van te voren over dit risico te informeren.

Bij patiënten met psycho-organische stoornissen dient men in het algemeen rekening te houden met het grotere risico van bijwerkingen.

Bij patiënten met cardiovasculaire aandoeningen (o.a. prikkelgeleidingsstoornissen, decompensatio cordis en recent myocardinfarct) dienen antipsychotica met voorzichtigheid te worden toegepast; door de anti-?1-adrenerge werking bestaat het risico van orthostatische hypotensie, tevens is een effect mogelijk op de prikkelgeleiding. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met mictiestoornissen en prostaathypertrofie; Cisordinol Depot kan leiden tot een verhoogde oogboldruk.

Bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen dient voorzichtig te worden gedoseerd wegens het mogelijk verstoorde metabolisme.
Langdurige behandeling met fenothiazinen en met hieraan structureel verwante antipsychotica in hoge doses kan leiden tot pigmentaties. Hoewel dit voor Cisordinol Depot niet expliciet is aangetoond, verdient een periodiek oogheelkundig onderzoek aanbeveling.

Men dient bedacht te zijn op het optreden van het zogenaamde maligne neurolepticumsyndroom, waar-in centraal staan: hyperthermie, extreme spierrigiditeit en een autonome instabiliteit. Verder kunnen zich voordoen: verhoging van het serumcreatininefosfokinase-gehalte, leukocytose, tachypnoe, bewust-zijnsverandering en profuus zweten. Levensbedreigend is meestal de rhabdomyolyse en daarmee samenhangende nierinsufficiëntie.
Behalve algemeen ondersteunende maatregelen (externe afkoeling en rehydratie) worden vaak eerst anticholinergica en benzodiazepinen gegeven. In ernstige gevallen zijn deze farmaca onvoldoende effectief en dienen dantroleen en/of dopamine-agonisten (bromocriptine) te worden gegeven. Bij niet aanslaan van deze therapie of in een uiterst levensbedreigende situatie kan elektroconvulsietherapie levensreddend zijn.
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie: Antipsychotica versterken de dempende werking van o.a. alcohol, opioïden, antihistaminica en benzodiazepinen. Alcoholgebruik moet dus worden ontraden. Van de interactie met opioïden en met benzodiazepinen kan eventueel therapeutisch gebruik worden gemaakt.

Bij gelijktijdig gebruik van stoffen met een anticholinerge werking kunnen de symptomen van tardieve dyskinesie verergeren. Bovendien worden de anticholinerge bijwerkingen versterkt. Het gelijktijdig gebruik van andere antipsychotica verhoogt het risico van het ontstaan van tardieve dyskinesie.
Verwacht kan worden dat antipsychotica de werking van dopamine-agonisten en levodopa blokkeren.
De anti-a1-adrenerge werking kan een versterking geven van het bloeddrukverlagende effect van fen-oxybenzamine, labetalol en andere a-blokkerende sympathicolytica, alsmede van methyldopa, reserpine, en andere centraalwerkende antihypertensiva. Daarentegen wordt het bloeddrukverlagende effect van guanethidine geblokkeerd.
Middelen die verhoging van de leverenzymactiviteit induceren (barbituraten, fenytoïne en carbamazepine) versnellen de afbraak van antipsychotica.

Gebruik bij zwangerschap en het geven van borstvoeding:

Over het gebruik van Cisordinol Depot in de zwangerschap bij de mens bestaan onvoldoende gegevens om de mogelijke schadelijkheid hiervan te beoordelen. Er zijn tot dusver geen aanwijzingen voor schadelijkheid bij dierproeven. Bij zwangerschap slechts gebruiken na overleg met de arts.
Zuclopenthixol passeert in geringe mate de placenta en gaat in kleine hoeveelheden over in de moedermelk.
Er zijn onvoldoende gegevens om het gevaar voor de zuigeling te evalueren.
Het geven van borstvoeding tijdens het gebruik van Cisordinol Depot wordt ontraden.

Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te gebruiken:

Het reactievermogen bij deelname aan het verkeer of bij het bedienen van gevaarlijke machines kan door Cisordinol Depot nadelig beïnvloed worden.

Bijwerkingen:
Tijdens de behandeling met antipsychotica kunnen met name in het begin van de behandeling en/of bij het verhogen van de dosering, de volgende extrapiramidale stoornissen optreden:

- dosisafhankelijke Parkinson-achtige verschijnselen (hypokinetisch of hypokinetischrigide syndroom);

- acute dyskinetische-distone verschijnselen;

- dosisafhankelijke akathisie.
Bovendien kunnen incidenteel andere onwillekeurige motorische verschijnselen optreden.
Na langdurig gebruik (na maanden tot jaren) kunnen bewegingsstoornissen (in het bijzonder tardieve dyskinesie) ontstaan, zowel tijdens als na de behandeling (zie ‘Speciale waarschuwingen en bijzondere voorzorgen bij gebruik’ en ‘Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie’).
Ook kunnen zich de volgende bijwerkingen voordoen: convulsies, verergering van depressies en dysforie en het maligne neurolepticumsyndroom (zie ‘Speciale waarschuwingen en bijzondere voorzorgen bij gebruik’).
Een antihistaminerg effect kan leiden tot slaperigheid.
Orthostatische hypotensie kan optreden ten gevolge van de anti-?1-adrenerge werking; bij hogere doseringen algemene hypotensie en reflectoire tachycardie.
Ten gevolge van de anticholinerge werking kunnen de volgende verschijnselen optreden: droge mond, visusstoornissen (cycloplegie), verhoogde oogboldruk, mictiestoornissen en obstipatie. Ook kan een anticholinerg effect leiden tot centrale effecten, zoals opwinding en delirium; dit laatste komt vooral bij kinderen en bejaarden voor.

Antipsychotica veroorzaken als regel een dosisafhankelijke stijging van de prolactineconcentratie. Deze stijging kan aanleiding geven tot galactorroe, tot cyclusstoornissen bij vrouwen en tot impotentie bij mannen die voorheen geen sexuele stoornissen hadden.
Bij langdurig gebruik van derivaten van fenothiazinen of van een van fenothiazine afgeleide structuur zijn gevallen van gynaecomastie voorgekomen. Verder kunnen zich bij mannen erectie- en ejaculatiestoornissen voordoen (o.a. priapisme en retrograde ejaculatie).

Tenslotte dient het mogelijk optreden van de volgende bijwerkingen te worden gemeld: leukopenie, trombocytopenie, agranulocytose, aplastische anemie, leverfunctiestoornissen, intrahepatische cholestase (met icterus) en hepatiden.

Overdosering:
Overdoseringsverschijnselen zullen, gezien de toedieningswijze en de geleidelijke afgifte van het werkzame bestanddeel, zelden optreden en pas worden verwacht bij extreem hoge doses.

Hoge doseringen kunnen leiden tot depressie van het centrale zenuwstelsel, zich uitend in lethargie, dysartrie, ataxie, stupor, bewustzijnsdaling tot coma (kinderen zouden hiervoor gevoeliger zijn dan vol-wassenen), convulsies, miosis of mydriasis, cardiovasculaire symptomen zoals hypotensie, ventriculaire tachycardie en aritmie, respiratoire depressie en hypothermie.
Deze effecten kunnen door andere ingenomen farmaca of alcohol worden versterkt. Het zogenaamde anticholinerge syndroom is mogelijk van toepassing. Behandeling met fysostigmine wordt afgeraden in verband met een mogelijk negatief effect op de ademhaling en circulatie.

Opnemen op een intensive care afdeling is noodzakelijk.

Bij ademhalingsdepressie beademen.
Bloeddrukdaling behandelen door aanvulling van het circulerend volume met plasma of een plasmavervangingsmiddel. Bij onvoldoende effect kan o.a. dopamine worden toegediend. Bij aritmieën geniet cardioversie de voorkeur boven anti-arrhythmica, zoals lidocaïne en fenytoïne. Kinidine en procaïnamide zijn gecontraïndiceerd.
Van geforceerde diurese, hemodialyse of hemoperfusie is weinig effect te verwachten daar deze alleen zinvol zijn bij verbindingen met een gering verdelingsvolume. Voorts zal de behandeling ondersteunend moeten zijn.

FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

Farmacodynamische eigenschappen:
Cisordinol Depot (zuclopenthixoldecanoaat) is een antipsychoticum uit de thioxantheenreeks met een dosisafhankelijk sederend effect. Antipsychotica zijn geneesmiddelen die hallucinaties en wanen doen verbleken dan wel verdwijnen. Hierdoor kan de met deze symptomen samenhangende angst afnemen en/of verdwijnen.
De Depot-vorm, een decaanzure ester, opgelost in een dunvloeibare, plantaardige olie (Viscoleo®), zorgt voor geleidelijke en langzame afgifte van het werkzame bestanddeel.

Het antipsychotische effect van antipsychotica is nauw gecorreleerd aan hun vermogen om dopamine receptoren te blokkeren. Antipsychotica kunnen naar gelang hun affiniteit voor de adenylaatcyclase gekoppelde dopamine D1-receptoren en de dopamine D2- receptoren worden verdeeld in verschillende groepen. Thioxanthenen zoals zuclopenthixol vertonen in tegenstelling tot de andere antipsychotica (fenothiazinen, butyrofenonen, difenylbutylpiperidinen en benzamiden) naast de dopamine D2- receptoren grote affiniteit voor de dopamine D1-receptoren. Daarnaast vertoont zuclopenthixol affiniteit voor de serotonerge (5-HT2) en adrenerge (?1) receptoren; er is enige affiniteit voor de histamine (H1) receptoren en slechts zeer geringe affiniteit voor cholinerge muscarine receptoren.

Farmacokinetische eigenschappen:
Na intramusculaire injectie van Cisordinol Depot wordt de maximale plasmaconcentratie van zuclopenthixol bereikt aan het einde van de eerste week, waarna de spiegel langzaam afneemt met een halfwaardetijd van ongeveer 19 dagen.

distributie:
Het schijnbare verdelingsvolume bedraagt ongeveer 20 l/kg. Het percentage eiwitbinding is ongeveer 98%.

biotransformatie:
Het metabolisme in de lever verloopt via sulfoxidatie, N-dealkylering en glucuronidering. De metabolieten zijn in lagere concentratie aanwezig dan zuclopenthixol en zijn farmacologisch inactief.
eliminatie:

De excretie vindt voornamelijk plaats door middel van uitscheiding via de faeces, maar ook in enige mate (ongeveer 10%) via de urine. Slechts 0,1% van de toegediende dosis wordt onveranderd met de urine uitgescheiden.
De gemiddelde steady-state concentratie vóór injectie bij een dosering van 200 mg zuclopenthixoldecanoaat om de 2 weken is ongeveer 10 ng/ml (25 nmol/l).
Er is een lineair verband aangetoond tussen de steady-state plasmaspiegel en de toegediende dosis.

FARMACEUTISCHE GEGEVENS

Lijst van hulpstoffen:
Zuclopenthixoldecanoaat is opgelost in gefraction-eerde kokosolie (Viscoleo®).
Gevallen van onverenigbaarheid:
Cisordinol Depot dient niet te worden gemengd met andere injectievloeistoffen, behalve met Cisordinol-Acutard, aangezien deze beschikt over hetzelfde olievehiculum (Viscoleo®). Dit mengsel dient vers bereid te worden toegediend.

Houdbaarheid:
De houdbaarheidstermijn van Cisordinol Depot is 2 jaar. Cisordinol Depot niet gebruiken na de op de verpakking vermelde datum.
Op de ampullen wordt de uiterste gebruiksdatum voorafgegaan door de aanduiding “Exp” (expiratie (datum)).
In verband met het risico van microbacteriële contaminatie is de houdbaarheidstermijn van aangebroken flacons maximaal 14 dagen.
Speciale voorzorgsmaatregelen bij opslag:
De ampullen en flacons kunnen bij kamertemperatuur (15 - 25°C) worden bewaard. Men dient de ampullen en flacons donker te bewaren.
Aangebroken flacons dienen koel (8-15°C) en in het donker bewaard te worden.

Aard en inhoud van de verpakking:
Cisordinol Depot 200 mg/ml, injectievloeistof i.m. is verkrijgbaar in verpakkingen, inhoudende 1 en 10 ampullen à 1 ml, en in glazen flacons à 10 ml.
Cisordinol Depot 500 mg/ml, injectievloeistof i.m. is verkrijgbaar in verpakkingen, inhoudende 5 ampullen à 1 ml.

importeur/registratiehouder:
Lundbeck B.V.
Herikerbergweg 100
1101 CM Amsterdam
tel.: 020-6971901

RVG-nummers:
Cisordinol Depot 200 mg/ml, injectievloeistof i.m.: In het register ingeschreven onder RVG 07288.
Cisordinol Depot 500 mg/ml, injectievloeistof i.m.: In het register ingeschreven onder RVG 13150.