Bij afvallen draait het niet alleen om hoeveel calorieën je binnenkrijgt en verbrandt. Je hormoonhuishouding speelt een enorm grote rol bij hoe moeilijk of makkelijk je afvalt.

Benieuwd hoe je hormonen je kunnen helpen en tegenwerken? Wij zetten vier belangrijke hormonen voor je op een rij.

1: Honger en ghreline

Een lege maag? Dan zorgt je maagwand voor de aanmaak van ghreline. Dit is een hormoon dat een ‘hongersignaal’ afgeeft. Ghreline wordt daarom ook wel het hongerhormoon genoemd. Zodra je maag weer gevuld is, neemt de hoeveelheid ghreline af en verdwijnt je honger.

Bij mensen met overgewicht kan dit proces echter verstoord zijn. Het ghrelineniveau daalt dan niet genoeg na het eten, waardoor je honger blijft houden.

Actiepunt: eet vezels, eiwitten en gezonde vetten. Deze worden langzaam verteerd en zorgen ervoor dat je ghrelineniveau onder controle blijft.

2: Verzadiging en leptine

Heb je gegeten? Dan maak je leptine aan, waardoor je hersenen de boodschap krijgen dat je vol zit en dat er geen eten meer nodig is. Dit hormoon helpt je dus bij het afvallen en voorkomen dat je aankomt.

Als je overgewicht hebt, maak je meer leptine aan. Onze vetcellen spelen namelijk een grote rol bij de productie. Dat is natuurlijk mooi want meer vet betekent meer leptine en dat betekent weer minder eetlust. Zo val je automatisch af.

Hoe kan het dan dat toch zoveel mensen te kampen hebben met overgewicht? Dat komt doordat het proces van leptine verstoord kan worden.

Maak je langere tijd meer leptine aan, dan raakt je lichaam eraan gewend en luistert het niet meer goed naar de leptine. Het gaat leptine als het ware negeren, waardoor je jezelf dus niet meer verzadigd voelt. Dit heet leptineresistentie. Het gevolg: altijd trek en moeite met afvallen.

Actiepunt: leptineresistentie kan je genezen door gezond te eten en af te vallen. Stop met suiker en eet meer vezels, eiwitten en gezonde vetten (omega 3 mag zeker niet ontbreken).

3: Bloedsuikerspiegel en insuline

Insuline is het hormoon dat je bloedsuikerspiegel reguleert. Stijgt je bloedsuikerspiegel? Dan maakt je lichaam meer insuline aan om de suiker te kunnen verwerken. Insuline zorgt er namelijk voor dat de suiker je cellen in kan, waar het gebruikt wordt als energie.

Daarnaast geeft insuline je lichaam ook een belangrijke boodschap: verbrand geen vet. Er is immers genoeg energie voorhanden in de vorm van bloedsuiker, dus waarom zou je vet verbranden?

Een hoge bloedsuikerspiegel en de daarbij horende insuline kunnen er daardoor voor zorgen dat je niet afvalt.

Actiepunt: voorkom een hoge bloedsuikerspiegel door suiker en snelle koolhydraten te vermijden.

4: Stress en cortisol

Nog een hormoon dat je flink kan tegenwerken bij het afvallen is cortisol. Cortisol wordt ook wel het stresshormoon genoemd, omdat je het vooral aanmaakt als je stress ervaart. Het zorgt ervoor dat je beter kunt reageren op stressvolle situaties. Het maakt je bijvoorbeeld alert en voorkomt dat je slaperig wordt.

Op de lange termijn is cortisol minder positief. Als je langere tijd veel cortisol aanmaakt, gaat dit namelijk ten koste van je nachtrust, immuunsysteem en darmflora.

En cortisol doet nog iets wat erg vervelend kan zijn: het zorgt ervoor dat je meer trek krijgt. Vaak vooral in ongezonde dingen met veel suiker en vet. Denk bijvoorbeeld aan chocolade of frituursnacks. Het heeft geen uitleg nodig dat dit het moeilijker maakt om af te vallen.

Daarnaast zorgt cortisol er ook nog eens voor dat je sneller vet opslaat, en dan vooral op je buik. Dat is het laatste wat je wilt, want buikvet is gevaarlijker dan vet op andere plaatsen.

Actiepunt: voorkom hoge cortisolwaardes door het beperken van stress, voldoende ontspanning en een goede nachtrust.

Om te onthouden

Bij het afvallen verdient je hormoonhuishouding zeker aandacht, anders maak je het jezelf moeilijker dan nodig is. Als je hormonen goed in balans zijn, zal je minder last hebben van honger, makkelijker vet verbranden en minder snel vet opslaan.

Om dit voor elkaar te krijgen is gezonde voeding belangrijk. Gezonde vetten, vezels en eiwitten helpen je. Suiker en snelle koolhydraten kan je juist beter laten staan. Daarnaast is ontspanning een belangrijke factor.

Bronnen: MD Klok, S Jakobsdottir, ML Drent, Obes Rev, 2007. Peter J Havel, Diabetes, 2004. Martin G Myers Jr, Steven B Heymsfield, Carol Haft, Barbara B Kahn, Maren Laughlin, Rudolph L Leibel, Matthias H Tschöp, Jack A Yanovski, Cell Metab, 2012. Jeff S Volek, Richard D Feinman, Nutr Metab (Lond), 2005. AE Moyer, J Rodin, CM Grilo, N Cummings, LM Larson, M Rebuffé-Scrive, Obes Res, 1994.