NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cerubidine 20 mg, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie

KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Cerubidine bevat daunorubicine hydrochloride overeenkomend met 20 mg daunorubicine. Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek ”Lijst van hulpstoffen”.

FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.

KLINISCHE GEGEVENS

Therapeutische indicaties
Cerubidine is bestemd voor de behandeling van acute lymfatische leukemie en acute non-lymfatische leukemie en wel als enige medicatie of geïntegreerd in een combinatie-therapie. Bij kinderen met acute lymfatische leukemie is behandeling met Cerubidine alleen bestemd voor kinderen die tot de hoge risicogroep behoren. Cerubidine kan tevens worden toegepast bij blastencrise van chronische myeloide leukemie (CML).

Dosering en wijze van toediening

De dosering van Cerubidine bij volwassenen en kinderen wordt gewoonlijk berekend op basis van het lichaamsoppervlak en dient te worden afgestemd op de klinische gegevens, de reactie op de behandeling en de hematologische toestand van de patiënt. Een cumulatieve dosis van 550 mg daunorubicine/m2 mag niet worden overschreden. Bij eerdere of gelijktijdige bestraling of toediening van potentieel cardiotoxische farmaca mag een cumulatieve dosis van 400 mg daunorubicine/m2 niet worden overschreden.

Monotherapie
De meest gebruikelijke dosering is 30-60 mg daunorubicine/m2 per dag gedurende 3 tot 5 dagen. De oplossing dient langzaam intraveneus (ongeveer 5 minuten) te worden ingespoten door middel van een snellopend infuus met fysiologische zoutoplossing of glucose. De behandeling kan na 3 tot 6 weken worden herhaald.

Combinatie chemotherapie
Wanneer Cerubidine gebruikt wordt in combinatie met andere oncolytica die de beenmergfunctie verstoren, dient de dosis te worden verlaagd tot 25-50 mg daunorubicine/m2 per dag. Cerubidine is toegepast in combinatie met vincristine en prednison of prednisolon bij acute lymfoblastische leukemie en in combinatie met cytarabine en thioguanine in acute non-lymfoblastische leukemie.

Dosering bij verminderde leverfunctie
Aangezien de eliminatie voornamelijk via de lever verloopt, dient de dosis te worden verlaagd bij patiënten met een verminderde leverfunctie. Matige vermindering van de leverfunctie (serum bilirubine concentratie: 12-30 ug/ml) vereist een halvering van de dosis, terwijl een ernstige leverfunctiestoornis (serum bilirubine concentratie > 30 ug/ml) een kwart van de dosis vereist.
De injectievloeistof dient bij voorkeur direct voor het gebruik te worden bereid door 4 ml water voor injectie in de flacon met 20 mg Cerubidine te spuiten en de inhoud te schudden tot de Cerubidine geheel is opgelost. De aldus verkregen injectievloeistof dient langzaam (ongeveer 5 minuten) intraveneus te worden toegediend met behulp van een snellopend intraveneus infuus met fysiologische zoutoplossing of 5 % glucose oplossing.
Bij patiënten met een verhoogde kans op cardiotoxiciteit kan toediening van daunorubicine met behulp van een continu infuus gedurende enkele (3-5) dagen overwogen worden daar bij toediening op deze wijze cardiotoxiciteit minder lijkt voor te komen, zonder verlies van therapeutisch effect. Toediening door een centraal veneuze lijn is dan wel noodzakelijk.

Voorzorgen bij de bereiding en toediening
Het wordt aanbevolen de Cerubidine oplossing in een laminar-flow kast met neerwaartse stroomrichting te bereiden.
Bij de bereiding en toediening dienen handschoenen, een veiligheidsbril en een masker te worden gedragen. Indien de oplossing in contact komt met de huid of de mucosa dient die plaats onmiddellijk met een fysiologische zoutoplossing te worden gewassen.
Als maatregelen bij extravasatie worden perfusie met fysiologische zoutoplossing locale infiltratie met corticosteroïden, al dan niet in combinatie met natriumcarbonaat oplossing (8,4%), en locale applicatie van dimethylsulfoxide met wisselende mate van succes toegepast.
Een plastisch chirurg dient te worden geconsulteerd.

Contra-indicaties
- Uitgesproken beenmergsuppressie geïnduceerd door voorafgaande medicatie of door radiotherapie.
- Pre-existente decompensatio cordis; bij enige verdenking hierop dient dit middels bepaling van de ejectiefractie geëvalueerd te worden.
- Eerdere behandeling met een maximale cumulatieve dosering van andere anthracyclines zoals doxorubicine of epirubicine.
- Overgevoeligheid voor daunorubicine en andere anthracyclines.

Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik

Cerubidine mag slechts gebruikt worden onder strenge controle van een in het gebruik van oncolytica gespecialiseerde arts, bij voorkeur in inrichtingen waar men ervaring heeft met dergelijke therapieën.
Daunorubicine mag niet intramusculair of subcutaan worden toegediend.
Om irritatie van de vaatwand en het omgevende weefsel te voorkomen is het van groot belang dat de toediening strikt intraveneus geschiedt en dat het infuus snel inloopt teneinde plaatselijke stasis te vermijden.
Gedurende de eerste cycli van de behandeling van Cerubidine moet de toestand van de patiënten zorgvuldig gevolgd worden. Hematologisch onderzoek moet regelmatig gebeuren, zowel bij patiënten met hematologische als met niet hematologische neoplasieën, dit omwille van een mogelijke beenmergdepressie. Leukopenie is doorgaans van voorbijgaande aard wanneer de aangewezen doseringsschema's gebruikt worden: de nadir wordt bereikt tussen 10 en 14 dagen na toediening. Terugkeer tot de normale bloedwaarden gebeurt gewoonlijk binnen de 21 dagen na toediening.
Bij patiënten met een bestaande beenmergdepressie moet het risico van een behandeling zorgvuldig worden overwogen. Gezien de ernstige suppressie van de beenmergactiviteit, die ook na het staken van de therapie nog kan optreden is het van belang het bloedbeeld en de functies van beenmerg, lever en nieren voor, tijdens en na de behandeling regelmatig te controleren. Op grond hiervan kan onderbreking van de behandeling, dosisaanpassing of verlenging van het therapievrije interval nodig zijn. Tijdens de fase van remissie-inductie kan de patiënt verschillende malen een periode van relatieve beenmergaplasie doormaken; het is daarom (o.a. als infectiepreventie) van belang dat doeltreffende ondersteunende faciliteiten beschikbaar zijn.
De kans op de ontwikkeling van een cardiomyopathie neemt in het algemeen toe met de cumulatief gegeven dosering van daunorubicine en is mede afhankelijk van de aanwezigheid van risicofactoren, zoals leeftijd (< 15 jaar of > 70 jaar), bestaand cardiovasculair lijden, mediastinumbestraling, voorafgaande of gelijktijdige therapie met verwante anthracyclines of andere cardiotoxische producten, namelijk mitomycine -C, dacarbazine, dactinomycine en cyclofosfamide. Dit maakt een nauwkeurige controle tijdens de behandeling noodzakelijk. De kans op een klinisch manifeste cardiomyopathie is in het algemeen echter bij een cumulatieve dosering van minder dan 550 mg/m2 aanvaardbaar klein, maar neemt daarboven sterk toe (zie ook Bijwerkingen). Derhalve kan de 550 mg/m2 als een relatief veilige bovengrens geaccepteerd worden.
Er wordt aangeraden een E.C.G. te maken voor iedere behandelingscyclus. Veranderingen in het E.C.G., zoals afplatting of omkering van de T-golf, onderdrukking van het S-T segment of het optreden van aritmieën, zijn meestal van voorbijgaande aard en nopen meestal niet tot het stopzetten van de behandeling. Cardiomyopathie door anthracyclines gaat gepaard met een blijvende reductie van het QRS voltage, een verlenging buiten de normale grenzen van het systolisch tijdsinterval (PEP/LVET) en een reductie van de ejectiefractie.

Regelmatige controle van de hartfunctie is wenselijk.
Bij klinische tekenen van hartdecompensatie wordt conventionele therapie geadviseerd.

Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met hypokaliëmie omdat dit mogelijk het risico voor acute cardiotoxiciteit ten gevolge van daunorubicine vergroot. Eveneens bestaat een gevaar voor hyperkaliëmie ten gevolge van tumorlysis na aanvang met behandeling met daunorubicine.
Het risico op hyperuricemie kan worden verminderd door een ruime vloeistof toediening te garanderen en door allopurinol te geven.
Misselijkheid, braken en mucositis zijn vaak bijzonder ernstig; toepassing van daartoe geëigende medicatie is noodzakelijk.

Bij gebruik zowel door de man als door de vrouw moeten tijdens de behandeling en gedurende drie maanden na het staken van de behandeling contraceptieve maatregelen genomen worden.
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
De cardiotoxiciteit wordt versterkt door voorafgaande bestraling in het mediastinale gebied of gebruik van andere cardiotoxische cytostatica, namelijk mitomycine -C, dacarbazine, dactinomycine en cyclofosfamide

Zwangerschap en borstvoeding

Over het gebruik van Cerubidine tijdens de zwangerschap bij de mens bestaan onvoldoende gegevens om de mogelijke schadelijkheid te beoordelen. Op grond van de farmacologische werkzaamheid is schadelijkheid bij gebruik tijdens de zwangerschap mogelijk. Daunorubicine is dierexperimenteel duidelijk teratogeen, mutageen en carcinogeen gebleken. Het gebruik van daunorubicine tijdens de lactatie wordt ontraden.

Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Cerubidine heeft geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.

Bijwerkingen

Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Beenmergdepressie is de belangrijkste, meestal dosisbeperkende bijwerking. Na toediening van een therapeutische dosis treedt in alle patiënten een duidelijke onderdrukking van beenmergactiviteit op (leukopenie, thrombocytopenie, anemie) en in veel gevallen kan zich ernstige aplasie ontwikkelen met als mogelijke complicaties ernstige infecties, opportunistische infecties en bloedingen. Tevens kan zich sepsis ontwikkelen.
Leukopenie en thrombocytopenie zijn het duidelijkst tussen dag 10 en 14 na de behandeling. 3 weken na toediening heeft de beenmergsuppressie zich in de meeste gevallen hersteld, maar de beenmergsuppressie kan soms vertraagd intreden en langdurig en cumulatief zijn.

Hartaandoeningen
De cumulatieve dosislimiterende bijwerking is cardio-toxiciteit. Het spectrum van cardiotoxiciteit varieert van vroege voorbijgaande E.C.G.-veranderingen tot een late dosisgerelateerde vaak onherkende cardiomyopathie.
Vroege effecten omvatten: supraventriculaire aritmieën, niet specifieke ST-T-golf abnormaliteiten, soms ventriculaire tachycardie. Acute myocarditis met pericarditis is beschreven na een enkele dosering en wordt gekarakteriseerd door een plotseling optredende decompensatio cordis.
Late effecten: Het risico op cardiotoxiciteit, zich uitende in decompensatio cordis, neemt toe met oplopende dosering daunorubicine. Een cumulatieve dosis van 550 mg/m2 bij volwassenen en 300 mg/m2 bij kinderen moet niet worden overschreden. Bij een dosis lager dan
550 mg/m2 is het risico op cardiotoxiciteit gering (ongeveer 4%). Het risico op cardiotoxiciteit is groter bij kinderen jonger dan 15 jaar en bij patiënten ouder dan 70 jaar. De cardiovasculaire bijwerkingen kunnen weken tot maanden na beëindiging van de behandeling manifest worden.

Bloedvataandoeningen
Wat betreft de lokale tolerantie bestaat het risico van vaatendotheelbeschadiging en aantasting van het periveneuze weefsel door de etsende eigenschappen van het product. Periveneuze infiltratie van weke delen weefsel door daunorubicine veroorzaakt cellulitis en weefselnecrose. Extravasatie gaat gepaard met een brandend gevoel, gevolgd door een trage necrose van de huid, uitlopend in pijnlijke diepe zweren.

Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen Longtoxiciteit is gemeld.

Maagdarmstelselaandoeningen

Misselijkheid en braken kunnen zeer snel na toediening optreden en duren 24-48 uur. Soms komt diarree voor. Slijmvliesbeschadiging in de tractus digestivus kan zich uiten in stomatitis, glossitis, oesophagitis en ulcera. Meestal treedt op dag 5-7 na toediening een stomatitis op. De eerste verschijnselen zijn een brandend gevoel en roodkleuring van het mondslijmvlies, na 2-3 dagen gevolgd door ulceratie van het mondslijmvlies.
Huid- en onderhuidaandoeningen
* alopecia (meestal reversibel)
* rash
* dermatitis
* hyperpigmentatie van de huid en nagels
* flushing
* urticaria
* erytheem
* exantheem
* phlebitiden
* thrombophlebitis
* angioneurotisch oedeem.
Ongeveer 5 weken na beëindiging van de therapie herstelt de haargroei zich weer.
Daunorubicine kan reacties, veroorzaakt door bestraling, versterken. Recall reacties kunnen gezien worden wanneer daunorubicine wordt toegediend geruime tijd na bestraling.
Patiënten met een donkere huidskleur hebben mogelijk een hoger risico voor hyperpigmentatie.

Nier- en urinewegaandoeningen
De urine kan tot enige dagen na de toediening rood verkleuren. Bij snelle afbraak van de cellen kan hyperuricemie optreden.

Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
De toepassing van daunorubicine kan leiden tot oligospermie, azoöspermie, amenorroe en steriliteit.

Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Verder zijn koorts en rillingen gemeld.
Van vrijwel alle alkylerende stoffen is een mutagene en carcinogene werking aangetoond. Op langere termijn bestaat daarom een verhoogd risico op secundaire maligniteiten en steriliteit.

Overdosering
Na toediening van een zeer hoge enkelvoudige dosis Cerubidine is het mogelijk dat binnen de 24 uur myocarddegeneratie en binnen 10 tot 14 dagen ernstige beenmergdepressie optreden. Gedurende deze periode wordt de patiënt ter ondersteuning behandeld met methodes zoals bloedtransfusie en isolatie in een steriele kamer. Laat optredende hartdecompensatie is met anthracyclines waargenomen tot 6 maanden na het stopzetten van de behandeling. Patiënten moeten zorgvuldig geobserveerd worden en dienen bij de eerste tekenen van hartdecompensatie op conventionele wijze worden behandeld.

FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antineoplastische en immuno-modulerende middelen, anthracyclinen, ATC-code: L01DB02.
Daunorubicine is een antineoplastisch antibioticum behorend tot de groep van de anthracyclines en wordt geisoleerd uit het cultuurmedium van Streptomyces coeruleorubidus of peuceticus.
Het werkingsmechanisme van daunorubicine vertoont grote overeenkomst met dat van doxorubicine. Daunorubicine vormt een stabiel complex met DNA en interfereert met de synthese van nucleinezuren. Daunorubicine is een niet celcyclus specifiek middel, maar de toxische effecten zijn het meest uitgesproken in de S-fase. Daunorubicine heeft ook antibacteriële en immunosuppressieve eigenschappen.

Farmacokinetische eigenschappen

Distributie
Daunorubicine wordt voor ongeveer 63 % aan plasma eiwitten gebonden. Na intraveneuze toediening wordt daunorubicine snel verdeeld over de weefsels, met name lever, longen, nieren, milt en hart. Uit een cellulaire farmacokinetische studie is gebleken dat de concentratie van daunorubicine in leukemische cellen in plasma of beenmerg aanzienlijk hoger is dan de plasmaconcentratie; 24 uur na toediening bleek de verhouding tussen de intracellulaire en plasmaconcentratie ongeveer 700 te bedragen. Daunorubicine passeert de bloed-hersenbarrière niet, echter wel de placenta.
Na orale toediening wordt daunorubicine niet geabsorbeerd.

Metabolisme
Daunorubicine wordt voornamelijk gemetaboliseerd in de lever. De voornaamste metaboliet, daunorubicinol, bezit antineoplastische activiteit.

Eliminatie
Na intraveneuze toediening neemt de plasmaconcentratie van daunorubicine af op tri-expotentiële wijze met een zeer snelle initiële fase en een trage terminale fase. De eliminatie halfwaardetijden voor daunorubicine en daunorubicinol in de terminale fase zijn respectievelijk 18,5 en 26,7 uur. Daunorubicine en haar metabolieten worden in de gal en in de urine uitgescheiden. Tot 25 % van de toegediende dosis wordt in een actieve vorm in 5 dagen met de urine uitgescheiden. Ongeveer 40 % wordt uitgescheiden in de gal.

Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet van toepassing.

FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Poeder bevat tevens: mannitol (E421). Oplosmiddel: water voor injectie.

Gevallen van onverenigbaarheid

Cerubidine is onverenigbaar met heparine en een oplossing van dexametason natriumfosfaat in verband met een mogelijke vorming van een neerslag. Een oplossing van Cerubidine is onverenigbaar met aluminium. De oplossing kan in contact met aluminium, bijvoorbeeld in injectienaalden, rood kleuren en zwarte vlekken op het aluminium oppervlak kunnen ontstaan.

Houdbaarheid
3 jaar voor de ongeopende verpakking. Na reconstitutie 48 uur bij 2-8°C en 24 uur bij kamertemperatuur.
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25 ° C. Niet in de koelkast of vriezer bewaren.
De ampul met solvens buiten invloed van licht bewaren. Houdbaar tot de op de verpakking vermelde datum. Na reconstitutie houdbaar gedurende 48 uur in de koelkast en 24 uur bij kamertemperatuur.

Aard en inhoud van de verpakking

Verpakking met:
- 1 flacon (Type I glas) met 20 mg gevriesdroogd daunorubicine (als hydrochloride) - 1 ampul (Type I glas) met 4 ml solvens (water voor injectie).
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Geen bijzondere vereisten.

HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
sanofi-aventis Netherlands B.V.
Kampenringweg 45 D-E
2803 PE Gouda

NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN RVG 05633

DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
22 juli 1970

DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER
Cerubidine 20 mg, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Daunorubicine

Lees de hele bijsluiter zorgvuldig door voordat u start met het gebruik van dit geneesmiddel.
- Bewaar deze bijsluiter. Het kan nodig zijn om deze nog eens door te lezen.
- Heeft u nog vragen, raadpleeg dan uw arts of ziekenhuisapotheker.
- Dit geneesmiddel is aan u persoonlijk voorgeschreven. Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen. Dit geneesmiddel kan schadelijk voor hen zijn, zelfs als de verschijnselen dezelfde zijn als waarvoor u het geneesmiddel heeft gekregen.
- Wanneer één van de bijwerkingen ernstig wordt of als er bij u een bijwerking optreedt die niet in deze bijsluiter is vermeld, raadpleeg dan uw arts of ziekenhuisapotheker.

In deze bijsluiter:
1. Wat is Cerubidine en waarvoor wordt het gebruikt
2. Wat u moet weten voordat u Cerubidine gebruikt
3. Hoe wordt Cerubidine gebruikt
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u Cerubidine
6. Aanvullende informatie


1. WAT IS CERUBIDINE EN WAARVOOR WORDT HET GEBRUIKT

Cerubidine is bestemd voor de behandeling van acute bloedkanker in de lymfe (lymfatische leukemie) en acute bloedkanker (non-lymfatische leukemie) en wordt alleen of in combinatie met andere middelen gebruikt.
Bij kinderen met bloedkanker in de lymfe (lymfatische leukemie) is behandeling met Cerubidine alleen bestemd voor kinderen die tot de hoge risicogroep behoren.
Cerubidine kan tevens worden toegepast wanneer plotseling onrijpe bloedcellen vrijkomen (blastencrisis) bij chronische bloedkanker in de milt (chronische myeloïde leukemie; CML).

2. WAT U MOET WETEN VOORDAT U CERUBIDINE GEBRUIKT
Gebruik Cerubidine niet

- als u allergisch (overgevoelig) bent voor daunorubicine of voor één van de andere bestanddelen van Cerubidine
- als u remming van de bloedvorming in het beenmerg (beenmergdepressie) heeft door een eerdere therapie
- als u hartfalen (onvoldoende pompkracht van het hart; decompensatio cordis) heeft
- als u eerder bent behandeld met andere middelen die bij kanker worden gebruikt (anthracyclinen) zoals doxorubicine of epirubicine.

Wees extra voorzichtig met Cerubidine
- als u remming van de bloedvorming in het beenmerg (beenmergdepressie) heeft; uw arts zal uw bloedbeeld, beenmerg, lever en nieren regelmatig controleren
- als u een hartspierziekte (cardiomyopathie) heeft of tijdens de behandeling ontwikkelt; uw arts zal u nauwkeurig controleren
- als u hartfalen (onvoldoende pompkracht van het hart; decompensatio cordis) heeft; uw arts zal overgaan op een andere therapie
- als u te weinig kalium in het bloed, in ernstige vorm te herkennen aan spierkrampen of spierzwakte en vermoeidheid (hypokaliëmie) heeft; uw arts zal u nauwkeurig controleren
- als u te veel kalium in het bloed soms zich uitend in spierkrampen, diarree, misselijkheid, duizeligheid, hoofdpijn (hyperkaliëmie) heeft; uw arts zal u nauwkeurig controleren
- als u tijdens de behandeling een te hoog urinezuurgehalte (hyperuricemie) in het bloed heeft; uw arts zal u nauwkeurig controleren
- omdat misselijkheid, braken en ontsteking van de slijmvliezen (mucositis) in ernstige mate kunnen optreden
- als u geslachtsgemeenschap heeft; u dient tijdens de behandeling en gedurende drie maanden na het staken van de behandeling voorbehoedsmaatregelen te nemen.

Gebruik met andere geneesmiddelen

Voorafgaande bestraling in de ruimte tussen de borstkas en andere middelen voor kanker (cytostatica), zoals mitomycine -C, dacarbazine, dactinomycine en cyclofosfamide, verhogen de kans op beschadiging van het hart (cardiotoxiciteit).

Vertel uw arts of ziekenhuisapotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt of kort geleden heeft gebruikt. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.

Zwangerschap en borstvoeding

Het gebruik van Cerubidine wordt tijdens de zwangerschap en het geven van borstvoeding afgeraden.
Vraag uw arts of ziekenhuisapotheker om advies voordat u een geneesmiddel inneemt.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines

Cerubidine heeft geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.

3. HOE WORDT CERUBIDINE GEBRUIKT

Cerubidine zal aan u worden toegediend door een arts met ervaring op het gebied van middelen tegen kanker (cytostatica). Cerubidine zal via een infuus in één van uw aderen worden toegediend (intraveneuze toediening).

4. MOGELIJKE BIJWERKINGEN

Zoals alle geneesmiddelen kan Cerubidine bijwerkingen veroorzaken, hoewel niet iedereen deze bijwerkingen krijgt.

De volgende bijwerkingen kunnen voorkomen:

Bloed- en lymfestelselaandoeningen
• remming van de bloedvorming in het beenmerg (beenmergdepressie), in de vorm van:
- bloedafwijking (tekort aan witte bloedlichaampjes) gepaard gaande met verhoogde gevoeligheid voor infecties (leukopenie)
- bloedafwijking (tekort aan bloedplaatjes) gepaard gaande met blauwe plekken en bloedingsneiging (trombocytopenie)
- bloedarmoede (anemie)
* onvolledige ontwikkeling van een bepaald orgaan of lichaamsdeel (aplasie)
* ernstige infecties, waaronder levensgevaarlijke infectie van het bloed met bacteriën (sepsis).
10 tot 14 dagen na de behandeling treden leukopenie (bloedafwijking (tekort aan witte bloedlichaampjes) gepaard gaande met verhoogde gevoeligheid voor infecties) en trombocytopenie (bloedafwijking (tekort aan bloedplaatjes) gepaard gaande met blauwe plekken en bloedingsneiging) het duidelijkst op. 3 weken na toediening heeft de beenmergsuppressie (remming van de bloedvorming in het beenmerg) zich in de meeste gevallen hersteld. Echter, beenmergsuppressie kan soms vertraagd intreden, lang aanwezig zijn en zich ophopen.

Hartaandoeningen
* acute ontsteking van de hartspier (myocarditis) met
* hartvliesontsteking (pericarditis)
* hartfalen (onvoldoende pompkracht van het hart; decompensatio cordis)
* onregelmatig hartslag in de boven hartkamers (supraventriculaire aritmieën)
* versnelde hartslag (ventriculaire tachycardie).

Bloedvataandoeningen
* beschadiging en aantasting van de bloedvatwanden
* vochtuitstorting (extravasatie) gepaard gaande met een brandend gevoel, gevolgd door een trage afsterving van de huid uitlopend in pijnlijke diepe zweren.

Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
* longbeschadiging.

Maagdarmstelselaandoeningen
* misselijkheid
* braken
* diarree
* ontsteking van het mondslijmvlies (stomatitis)
* tongontsteking (glossitis)
* ontsteking van de slokdarm (oesophagitis)
* zweren (ulcera).

Huid- en onderhuidaandoeningen
* haaruitval (alopecia) (meestal reversibel)
* uitslag (rash)
* huidontsteking (dermatitis)
* verkleuring van de huid en nagels
* blozen (flushing)
* huiduitslag met hevige jeuk en vorming van bultjes (galbulten of urticaria)
* roodheid van de huid (erytheem/erythema)
* huiduitslag (exantheem)
* aderontsteking (flebitis)
* aderontsteking met de vorming van een bloedstolsel, vaak te voelen als een pijnlijke wat harde streng met erboven een rode huid (thromboflebitis)
* plotselinge vochtophoping in de huid en slijmvliezen (bijv. keel of tong), ademhalingsmoeilijkheden en/of jeuk en huiduitslag, vaak als allergische reactie (angioneurotisch oedeem)
* overmatige verkleuring van de huid bij mensen met een donkere huidskleur.

Nier- en urinewegaandoeningen
* rode verkleuring van de urine
* te hoog urinezuurgehalte (hyperuricemie) in het bloed.

Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
* verminderd aantal zaadcellen (oligospermie)
* gebrek aan zaadcellen (azoöspermie)
* wegblijven van de menstruatie (amenorroe)
* onvruchtbaarheid (steriliteit).

Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
* koorts
* rillingen.

Wanneer één van de bijwerkingen ernstig wordt of als er bij u een bijwerking optreedt die niet in deze bijsluiter is vermeld, raadpleeg dan uw arts of ziekenhuisapotheker.

5. HOE BEWAART U CERUBIDINE

Buiten het bereik en zicht van kinderen houden.

Bewaren beneden 25 ° C. Niet in de koelkast of vriezer bewaren.
De ampul met oplosmiddel buiten invloed van licht bewaren. Na menging van het poeder met het oplosmiddel is de oplossing 48 uur houdbaar in de koelkast en 24 uur bij kamertemperatuur.
Gebruik Cerubidine niet meer na de vervaldatum die staat vermeld op de doos na “EXP”. De vervaldatum verwijst naar de laatste dag van die maand.

6. AANVULLENDE INFORMATIE

Wat bevat Cerubidine

* Het werkzaam bestanddeel is daunorubicine hydrochloride overeenkomend met 20 mg daunorubicine.

* Het andere bestanddeel van de poeder is: mannitol (E421).

* Het bestanddeel van het oplosmiddel is: water voor injectie.

Hoe ziet Cerubidine er uit en wat is de inhoud van de verpakking
Cerubidine is een roodgekleurde poeder dat opgelost wordt in water.
Elke verpakking bestaat uit 1 flacon (Type I glas) met 20 mg gevriesdroogd daunorubicine en 1 ampul (Type I glas) met 4 ml water voor injectie.

Cerubidine is in het register ingeschreven onder RVG 05633.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
sanofi-aventis Netherlands B.V.
Kampenringweg 45 D-E
2803 PE Gouda
Nederland

Fabrikant
Thissen Laboratories s.a. / n.v. Rue de la Papyrée 2-6
B-1420 Braine-l'Alleud
België

Deze bijsluiter is voor de laatste keer goedgekeurd in maart 2010