BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR GEBRUIKERS

HOLOXAN, poeder voor oplossing voor infusie
Werkzame stof: ifosfamide

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken.
* Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
* Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
* Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
* Krijgt u veel last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.


Inhoud van deze bijsluiter
1. Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Aanvullende informatie

1. WAARVOOR WORDT DIT MIDDEL GEBRUIKT?

HOLOXAN is een poeder voor oplossing voor infusie. Tijdens klinische onderzoeken is de cytostatische werkzaamheid (remmende werking op celdeling en -groei) van dit middel aangetoond bij:
* kleincellige longkanker en niet-kleincellige longkanker;
* testistumoren (kwaadaardig gezwellen van de testikel) (alle soorten weefseltypen), wanneer de ziekte teruggekeerd is na conventionele chemotherapie;
* sarcomen (kwaadaardige bindweefselgezwellen) in weke delen, vooral leiomyosarcoom (kwaadaardig bindweefselgezwel van glad spierweefsel), rabdomyosarcoom (zeldzaam kwaadaardig bindweefselgezwel van dwarsgestreept spierweefsel) en chondrosarcoom (kwaadaardig kraakbeengezwel);
* osteosarcoom (kwaardaardig botgezwel of kwaadaardig gezwel waarin beenweefsel voorkomt);
* ovariumcarcinoom (kankergezwel op de eierstokken);
* behandeling van de ziekte van Hodgkin (pijnloze vergroting van lymfklieren, milt en lever, gekenmerkt door bloedarmoede, koorts en jeuk) en non-Hodgkinlymfomen (kwaadaardige gezwellen van het lymfatisch weefsel) met intermediaire of hoge graad van kwaadaardigheid, na conventionele chemotherapie.

2. WANNEER MAG U DIT MIDDEL NIET GEBRUIKEN OF MOET U EXTRA VOORZICHTIG ZIJN?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

Wanneer uw arts afweegt of dit middel voor u een geschikte vorm van behandeling is, moet hij rekening houden met uw medische voorgeschiedenis.

In de volgende omstandigheden mag dit middel niet worden gebruikt:
* reeds bestaande beenmergdepressie (remming van bloedvorming in het beenmerg) vóór de behandeling;
* het aantal witte bloedcellen bedraagt minder dan 2000 x 106/l;
* het aantal bloedplaatjes bedraagt minder 75 000 x 106/l;
* ernstige stoornissen in de werking van de lever;
* verstoorde functie van de werking van de nieren, gekenmerkt door een verminderde urineuitscheiding, een stijging van het gehalte aan creatinine (een afvalproduct van eiwitten) in het bloed
en syndromen met een verstoorde werking van de nierbuisjes;
* bestaande urineweginfectie;
* cerebrosclerose (verharding van hersenweefsel) in een vergevorderd stadium;
* bekende overgevoeligheid voor dit middel;
* borstvoeding (zie “Zwangerschap en borstvoeding”).

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?

* Dit cytostaticum (middel dat celgroei en -deling remt) is uitsluitend bedoeld voor klinische toepassingen. Het wordt aanbevolen dat uitsluitend artsen met ervaring in cytostatische therapie dit middel gebruiken.

* Op geslachtsrijpe leeftijd moet u, zowel mannen als vrouwen, voorbehoedsmiddelen nemen tijdens en tot ten minste drie maanden na beëindiging van de behandeling met dit middel.

* Voordat de therapie begint, moet uw arts mogelijke stoornissen van urinelozing uitsluiten. Eventuele infecties (besmetting met ziektekiemen zoals bacteriën en virussen) moet u laten behandelen en mogelijke stoornissen van de zoutbalans corrigeren.

* Uw arts moet voorzichtig te werk gaan wanneer u slechts over één nier beschikt, omdat u in dat geval een HOLOXAN-therapie met hogere doses slechter blijkt te verdragen.

* Uw arts moet voorzichtig te werk gaan en/of uw dosering verminderen wanneer u een verstoord bloedbeeld heeft.

* Vanwege het mogelijke risico op hemorragische cystitis (blaasontsteking met bloedingen) en eventuele stoornissen van de werking van de nieren moet uw arts het bezinksel in uw urine en het gehalte aan creatinine (een afvalproduct van eiwitten) in het serum tijdens een behandelingssessie dagelijks controleren, tot drie dagen na de laatste injectie, en vervolgens een- tot tweemaal per week.

* Uw arts moet ruime vochttoevoer en goede diurese (urineproductie) verzekeren. Tijdens uw therapie ziet de arts erop toe dat de blaas regelmatig geledigd wordt. Deze voorzorgen moet de arts twee dagen vóór de start van de infusie nemen.

* Het is belangrijk dat uw arts het optreden van misselijkheid en braken voorkomt door toediening van een anti-emeticum (middel tegen braken), 15 minuten vóór de injectie. Braken kan namelijk gemakkelijk leiden tot dehydratie (uitdroging van het lichaam) en stoornissen van de zoutbalans, waardoor het gevaar voor een vergiftiging van blaas en nieren groter wordt.

* Bijwerkingen van de hersenen kunnen aanzienlijk worden verminderd door toediening van piracetam (middel tegen hersenvaatstoornissen).

* Vanwege de optredende leukopenie (bloedafwijking gekenmerkt door een tekort aan witte bloedcellen en een verhoogde gevoeligheid voor infecties), eventueel agranulocytose (sterke vermindering of ontbreken van een bepaalde soort witte bloedcellen, met een sterk verminderde bescherming tegen infecties tot gevolg) bij hoge doses, is het noodzakelijk eventueel bestaande infecties vóór de behandeling onder controle te krijgen. Toediening van corticosteroïden (bijnierschorshormonen) bij leukopenie is nutteloos, bevordert slechts de infectie en wordt daarom ontraden.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?

Gebruikt u naast HOLOXAN nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan?
Vertel dat dan uw arts of apotheker. Dat geldt ook voor geneesmiddelen waar u geen voorschrift voor nodig heeft.

Uw arts moet rekening houden met de volgende mogelijkheden:
* versterkte daling van de bloedsuikerspiegel bij gelijktijdige toediening van sulfonylureumderivaten (middelen die toegepast worden bij een bepaalde vorm van suikerziekte);
* toename van ernstigere beenmergdepressies (remming van bloedvorming in het beenmerg) bij gelijktijdig gebruik van allopurinol (stof ter behandeling van beenweefsel- en gewrichtsaandoeningen).

Zwangerschap en borstvoeding

Wilt u zwanger worden, bent u zwanger of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u geneesmiddelen gebruikt.
Op grond van de resultaten uit dierstudies en de werking van ifosfamide (de werkzame stof van dit middel) wordt het gebruik tijdens de zwangerschap afgeraden, met name in het eerste trimester. Per patiënt moeten de te verwachten voordelen van de behandeling en het mogelijke risico voor het ongeboren kind worden afgewogen.

Ifosfamide wordt uitgescheiden in de moedermelk. Vanwege de mogelijke nadelige gevolgen voor de zuigeling mag geen borstvoeding worden gegeven tijdens de behandeling met dit middel.

Bij mannen beïnvloedt dit middel de geslachtsklieren en kan het gebruik ervan leiden tot een tekort aan kiemcellen in de testikels, zodat testikels in volume kunnen afnemen, en azoöspermie (afwezigheid van zaadcellen in het zaad)/aspermie (afwezigheid van sperma) of onvruchtbaarheid kunnen optreden. Bij vrouwen kan het gebruik leiden tot amenorroe (uitblijven van de menstruatie) en een verstoorde werking van de eierstokken.

Vruchtbare mannen en vrouwen moeten voorbehoedsmaatregelen nemen tijdens en tot ten minste drie maanden na beëindiging van de behandeling met dit middel.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines

Er zijn geen gegevens bekend over de invloed van dit middel op uw rijvaardigheid en vermogen om machines te gebruiken.

3. HOE GEBRUIKT U DIT MIDDEL?

Dosering

De dosering wordt door uw arts bepaald, afhankelijk van de klinische gegevens.

Wijze van gebruik

Deze oplossing wordt toegediend door uw arts of verpleegkundige via een injectie in een ader (intraveneus).
Voor intraveneuze infusie voegt uw arts of verpleegkundige de in water voor injecties bereide HOLOXANoplossing toe aan een Ringeroplossing of een gelijkaardige oplossing voor intraveneuze infusie.

Duur van behandeling en frequentie van toediening
De duur van de behandeling en de frequentie van de toediening worden door uw arts bepaald. Beide zijn afhankelijk van de klinische gegevens.

Bemerkt u dat dit middel te sterk of juist te weinig werkt? Raadpleeg dan uw arts of apotheker.



Heeft u te veel van dit middel gebruikt?

Een specifiek tegengif voor dit middel is niet bekend. In geval van overdosering moet uw arts algemene ondersteunende maatregelen nemen om een periode van vergiftiging te voorkomen of te overbruggen. Om effecten van urinevergiftiging te voorkomen, moet uw arts UROMITEXAN (met als werkzame stof mesna) toedienen. Tevens moet hij een toereikende diurese (urineproductie) verzekeren.
Bij overdosering moet uw arts de toevoer van de oplossing beperken en, indien nodig, moet aangepaste medicatie worden toegediend.

Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel?
Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

4. MOGELIJKE BIJWERKINGEN

Zoals elk geneesmiddel kan HOLOXAN bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken. De toediening moet worden stopgezet en uw arts neemt relevante maatregelen in geval van bijwerkingen.

Bijwerkingen kunnen optreden volgens bepaalde frequenties, die als volgt gedefinieerd zijn:
* zeer vaak: bij meer dan 1 op de 10 patiënten
* vaak: bij meer dan 1 op 100, maar minder dan 1 op de 10 patiënten
* soms: bij meer dan 1 op 1000, maar minder dan 1 op de 100 patiënten
* zelden: bij meer dan 1 op 10 000, maar minder dan 1 op de 1000 patiënten
* zeer zelden: bij minder dan 1 op de 10 000 patiënten

Bijwerkingen die zeer vaak optreden
* bloed- en lymfstelselaandoeningen: myelosuppressie (remmende werking op het beenmerg), leukopenie (bloedafwijking gekenmerkt door een tekort aan witte bloedcellen en een verhoogde gevoeligheid voor infecties), neutropenie (vermindering van een bepaalde soort witte bloedcellen).
* zenuwstelselaandoeningen: encefalopathie (aandoening van de hersenen gekenmerkt door onder meer stuipen en bewustzijnsverlaging), sufheid.
* maag-darmstelselaandoeningen: misselijkheid, braken. Deze bijwerkingen treden vooral op bij hoge doses, en kunnen enkele uren na de injectie tot maximaal drie dagen na de laatste injectie worden waargenomen (zie ook “Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?”).
* huid- en onderhuidaandoeningen: alopecia (kaalheid na haaruitval), afhankelijk van dosering en individuele factoren. Deze bijwerking begint ongeveer 10 tot 30 dagen na de injectie. Doorgaans keert de haargroei terug na enkele weken, ook bij voortzetting van de therapie.
* nier- en urinewegaandoeningen: hematurie (aanwezigheid van bloed in de urine), microhematurie (niet met het blote oog zichtbare aanwezigheid van bloed in de urine).
* algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: koorts.

Bijwerkingen die vaak optreden
* infecties en parasitaire aandoeningen: infecties (besmetting met ziektekiemen zoals bacteriën en virussen).
* bloed- en lymfstelselaandoeningen: trombocytopenie (een verlaagd aantal bloedplaatjes, gekenmerkt door blauwe plekken en bloedingsneiging).
* voedings- en stofwisselingsstoornissen: metabole acidose (daling van de zuurheidsgraad of pH).
* nier- en urinewegaandoeningen: hemorragische cystitis (blaasontsteking met bloedingen), nefropathie (nierafwijking), een verstoorde werking van de nierbuisjes, macrohematurie (met het blote oog zichtbare aanwezigheid van bloed in de urine).
* voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen: verstoorde spermatogenese (vorming van zaadcellen).
* algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: asthenische aandoeningen (aandoeningen gekenmerkt door zwakte), vermoeidheid, algemene zwakte, gevoel van onwel zijn.

Bijwerkingen die soms optreden
* infecties en parasitaire aandoeningen: pneumonie (longontsteking), sepsis (bloedvergiftiging).
* neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen): tweede tumor, urinewegcarcinoom (kankergezwel op de urinewegen), myelodysplastisch syndroom (MDS) (algemene aanduiding van ziekten van het beenmerg waarbij de aanmaak van bloedcellen verstoord is), acute leukemie (bloedziekte met overproductie van witte bloedcellen, met een zeer hevig en kortdurend verloop).
* endocriene aandoeningen: onomkeerbare stoornissen van de eisprong.
* voedings- en stofwisselingsstoornissen: anorexie (gebrek aan eetlust).
* psychische stoornissen: hallucinaties (als realiteit ervaren waanvoorstellingen), depressieve psychose (geestesziekte gekenmerkt door depressie), gebrekkig oriëntatievermogen, rusteloosheid, verwardheid.
* zenuwstelselaandoeningen: slaperigheid, vergeetachtigheid, duizeligheid.
* hartaandoeningen: hartritmestoornissen (zoals aritmie, ventriculaire aritmie, supraventriculaire aritmie), hartfalen (onvoldoende pompkracht van het hart), vooral na zeer hoge doses.
* bloedvataandoeningen: bloedingen.
* maag-darmstelselaandoeningen: diarree, verstopping.
* lever- en galaandoeningen: stoornissen in de werking van de lever.
* nier- en urinewegaandoeningen: incontinentie (niet kunnen ophouden van urine en/of ontlasting), dysurie (pijnlijke en moeilijke urinelozing), verstoorde urinelozing, blaasirritatie.
* voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen: amenorroe (uitblijven van de menstruatie), verminderde niveaus van vrouwelijke geslachtshormonen.

Bijwerkingen die zelden optreden
* bloed- en lymfstelselaandoeningen: anemie (bloedarmoede).
* immuunsysteemaandoeningen: overgevoeligheidsreacties.
* endocriene aandoeningen: ADH-deficiëntie (ontoereikende uitscheiding van het antidiuretisch
hormoon, een hormoon dat de heropname van water in de nieren regelt).
* voedings- en stofwisselingsstoornissen: hyponatriëmie (een te laag natriumgehalte in het bloed), dehydratie (uitdroging van het lichaam), waterretentie (vasthouden van water in het lichaam), stoornissen van de zoutbalans.
* zenuwstelselaandoeningen: cerebellair syndroom (aandoening van de kleine hersenen, onder meer gekenmerkt door verlaagde spierspanning, ontbreken van reflexen, houdingsinstabiliteit, coördinatieproblemen, spraakstoornissen).
* oogaandoeningen: troebel zicht.
* bloedvataandoeningen: hypotensie (een te lage bloeddruk).
* ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen: stoornissen in de werking van de longen, met tekenen zoals hoesten, dyspneu (ademnood).
* maag-darmstelselaandoeningen: stomatitis (ontsteking van het mondslijmvlies), anale incontinentie (niet kunnen ophouden van ontlasting).
* huid- en onderhuidaandoeningen: huiduitslag, dermatitis (ontsteking van de huid).
* skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen: krampen.
* nier- en urinewegaandoeningen: glomerulaire disfuncties (verstoorde werking van een gedeelte van de nieren), tubulaire acidose (zuurvergiftiging), proteïnurie (aanwezigheid van te veel eiwitten in de
urine), onvoldoende werking van de nieren (hetzij zeer hevig en kortdurend, hetzij langzaam), urineincontinentie (niet kunnen ophouden van urine).
* voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen: azoöspermie (afwezigheid van zaadcellen in het zaad), aanhoudende oligospermie (sperma met een te geringe hoeveelheid zaadcellen).
* congenitale, familiale en genetische aandoeningen: aminoacidurie (aanwezigheid van te veel aminozuur in de urine).
* algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: mucositis (ontsteking van slijmvlies in de mondholte, gekenmerkt door pijnlijk vuurrood slijmvlies), reacties ter hoogte van de plaats van toediening.

Bijwerkingen die zeer zelden optreden
* bloed- en lymfstelselaandoeningen: hemolytisch uremisch syndroom (toestand waarin de werking van de nieren tekortschiet, met een zeer hevig en kortdurend verloop), gedissemineerde intravasculaire stolling (over een groot oppervlak verspreide stolling in een bloedvat), bijwerkingen die beide kunnen worden veroorzaakt door de onderliggende ziekte, maar ook kunnen optreden door de behandeling met dit middel.
* immuunsysteemaandoeningen: anafylactische shock (shock gekenmerkt door sterke daling van de bloeddruk, bleekheid, onrust, zwakke snelle pols, klamme huid en verminderd bewustzijn, en veroorzaakt door een plotselinge, sterke vaatverwijding als gevolg van ernstige overgevoeligheid voor bepaalde stoffen).
* voedings- en stofwisselingsstoornissen: hypokaliëmie (een te laag kaliumgehalte in het bloed).
* zenuwstelselaandoeningen: coma, epileptische aanvallen (stuipen), polyneuropathie (symmetrische aandoening van een aantal zenuwen aan uiteinden van benen en armen, gekenmerkt door gevoelsstoornissen).
* oogaandoeningen: verzwakt zicht.
* hartaandoeningen: hartstilstand, hartinfarct.
* bloedvataandoeningen: trombo-embolie (verstopping van een bloedvat door een bloedstolsel), een bijwerking die kan worden veroorzaakt door de onderliggende ziekte, maar ook door de behandeling met dit middel.
* ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen: interstitiële pneumonitis (longaandoening, veroorzaakt door ontstekingsachtige volumevermeerdering van het steunweefsel), interstitiële longfibrose (vorming van bindweefsel in de long), ademhalingsfalen (onvoldoende werking van de ademhaling), toxisch-allergisch longoedeem (vochtophoping in de longen, gekenmerkt door vergiftiging en overgevoeligheidsreacties).
* maag-darmstelselaandoeningen: acute pancreatitis (ontsteking van de alvleesklier met intense, continue toenemende pijn in de bovenbuik, misselijkheid en braken).
* huid- en onderhuidaandoeningen: huidreacties gekenmerkt door vergiftiging.
* skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen: rachitis (vertraagde verbening bij kinderen als gevolg van een tekort aan vitamine D, gekenmerkt door verkromming van de beenderen), osteomalacie (beenverweking bij volwassenen als gevolg van een tekort aan vitamine D), en bij combinatiechemotherapie rabdomyolyse (afbraak van spierweefsel, gekenmerkt door spierkrampen, koorts en roodbruine verkleuring van de urine).
* nier- en urinewegaandoeningen: syndroom van Fanconi (aangeboren stofwisselingsziekte, gekenmerkt door onder meer dwerggroei, vermeerderde uitscheiding van urine en botafwijkingen).
* algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: dood.
* letsels, intoxicaties en verrichtingencomplicaties: versterkte reactie op radiotherapie (bestraling).

Krijgt u veel last van een van deze bijwerkingen? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Neemt u veranderingen waar in de manier waarop u zich voelt tijdens of na de toediening van dit middel? Neem dan onmiddellijk contact op met uw arts of verpleegkundige.

5. HOE BEWAART U DIT MIDDEL?

Buiten het bereik en zicht van kinderen houden.

Bewaren beneden 25°C.
Gebruik dit middel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de kartonnen buitenverpakking. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.

6. AANVULLENDE INFORMATIE

Welke stoffen zitten er in dit middel?

De werkzame stof in dit middel is ifosfamide. Dit middel bevat geen andere stoffen.
Een injectieflacon met 500 mg, 1 g of 2 g van dit middel bevat respectievelijk 500 mg, 1 g of 2 g ifosfamide als droge stof ter bereiding van een oplossing voor infusie.

Hoe ziet HOLOXAN eruit en hoeveel zit er in een verpakking?

Dit middel is een witte tot bijna witte kristallijne substantie. Het product is verkrijgbaar in verpakkingsgrootten van 1 en 10 glazen injectieflacons van 500 mg, 1 g of 2 g. De grijze stoppen zijn gemaakt van broombutylrubber.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikanten
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Baxter B.V.,
Kobaltweg 49,
NL-3542 CE Utrecht, Nederland

Fabrikanten:
Baxter Oncology GmbH,
Kantstrasse 2,
D-33790 Halle/Westfalen, Duitsland

Nummer van de vergunning voor het in de handel brengen RVG 07622.

Afleveringswijze
Uitsluitend recept (UR).

Deze bijsluiter is goedgekeurd in juni 2010