IMMUNATE

1. ALGEMENE KENMERKEN

1.1. Benaming

IMMUNATE®

1.2. Samenstelling

Elk flesje IMMUNATE bevat gezuiverd humaan factor-VIII-concentraat en de von-Willebrand-factor.

Het product is verkrijgbaar in drie sterkten : 250, 500 of 1000 IE gezuiverd humaan factor-VIIIconcentraat èn 125, 250 of 500 E von-Willebrand-factor activiteit per flacon van de actieve bestanddelen.

Ieder flesje IMMUNATE bevat ook volgende hulpstoffen :
Albumine, humaan
Glycerine
Lysine.HCl Natriumchloride
Trinatriumcitraat.2H2O
Calciumchloride.2H2O

1.3. Farmaceutische vorm en inhoud

Het product bestaat uit een poeder voor injectievloeistof samen met het geschikte volume oplosmiddel voor
reconstitutie.

IMMUNATE is verkrijgbaar in presentaties van 250 IE, 500 IE en 1000 IE, die opgelost moeten worden in 5 ml (250 IE en 500 IE) en 10 ml (1000 IE) water voor injecties. De verpakking bevat een kit voor oplossing en injectie.

1.4. Geneesmiddelengroep

IMMUNATE, poeder voor injectievloeistof, behoort tot de geneesmiddelengroep die wordt toegediend bij behandeling en voorkoming van bloedingen ten gevolge van stollingsstoornissen.

1.5. Naam en adres van degene die verantwoordelijk is voor het in handel brengen
Registratiehouder

Baxter AG
Industriestrasse 67,
A-1220 Wenen,
Oostenrijk

Fabrikant
Baxter AG
Industriestrasse 67,
A-1220 Wenen, Oostenrijk

Voor inlichtingen en correspondentie
Baxter B.V.
Kobaltweg 49,
NL-3542 CE Utrecht, Nederland
Telefoon : (030) 248 86 62
Fax : (030) 248 86 71

1.6. In het register ingeschreven onder

IMMUNATE® 250, poeder voor injectievloeistof 250 IE RVG 17427
IMMUNATE® 500 en 1000, poeder voor injectievloeistof 500 IE en 1000 IE RVG 17428

2. TOEPASSING VAN HET GENEESMIDDEL

Behandeling en preventie van bloedingen bij een aangeboren of verworven factor-VIII-tekort.

Behandeling van de ziekte van von Willebrand met factor-VIII-tekort.

Behandeling van hemofiliepatiënten met antilichamen tegen factor VIII.

3. VOORDAT HET GENEESMIDDEL WORDT GEBRUIKT

3.1. Gevallen waarin het geneesmiddel niet mag worden gebruikt
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een bekende allergische reactie op één van de bestanddelen van het preparaat.

3.2. Nodige voorzorgen bij gebruik

3.2.1. Gebruik tijdens de zwangerschap en in de periode van borstvoeding
IMMUNATE mag alleen tijdens de zwangerschap en in de periode van borstvoeding worden toegediend als er een duidelijke noodzaak bestaat.

3.2.2. Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te gebruiken

Er zijn geen aanwijzingen dat humaan factor-VIII-concentraat de rijvaardigheid en het vermogen om machines te gebruiken beïnvloedt.

3.3. Wisselwerkingen

Tot dusver zijn geen wisselwerkingen met andere geneesmiddelen bekend.

3.4. Speciale waarschuwingen

Indien er zich tijdens de toediening van IMMUNATE overgevoeligheidsreacties voordoen, moet de injectie/infusie worden gestopt. Minder ernstige reacties kunnen behandeld worden met antihistaminica (stof die de werking van histamine tegengaat), terwijl ernstige lage bloeddrukreacties volgens de actuele
richtlijnen van de shockbehandeling behandeld moeten worden.

IMMUNATE bevat kleine hoeveelheden bloedgroepspecifieke antilichamen. Dit is klinisch niet relevant bij toediening van de normale doses bij behandeling van kleine tot matig ernstige bloedingen. Bij de toediening van zeer grote doses (vb. bij patiënten met factor-VIII-inhibitor (neutraliserend antilichaam
tegen factor VIII)) of bij toediening van middelmatige doses gedurende langere tijd, moeten patiënten met bloedgroep A, B of AB gecontroleerd worden op tekenen van hemolyse (vernietiging van rode bloedcellen).

Bij de behandeling van de ziekte van von Willebrand moet rekening gehouden worden met het feit dat factor-VIII-concentraten zoals IMMUNATE vooral
effectief zijn bij de behandeling van bloedingen die typisch zijn voor hemofilie A, namelijk bij bloedingen van gewrichten en zachte weefsels.
Indien mogelijk, moeten patiënten zonder bekende verschijnselen van een hepatitis-B-infectie gevaccineerd worden alvorens hen te behandelen met factor-VIII-concentraten.

4. AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK

4.1. Dosering

A. Dosering bij hemofilie A
De dosering en de duur van de vervanging met factor VIII zijn afhankelijk van de ernst van de storing in de bloedstolling en de omvang van de bloeding.
1 internationale eenheid (IE) factor VIII (volgens de WHO-standaard) correspondeert met de hoeveelheid factor VIII in 1 ml normaal humaan plasma.
Voor de berekening van de plasmagehaltes van factor VIII, zoals hieronder beschreven, wordt aangenomen dat één IE factor VIII per kg lichaamsgewicht de factor-VIII-activiteit in het plasma met 1,5 % tot 2 % verhoogt. Met inachtname van de factor-VIII-activiteit in het plasma van de patiënt, wordt de
vereiste begindosis door middel van volgende formule bepaald :
Dosis IMMUNATE (IE factor VIII) = lichaamsgewicht (kg) x gewenste factor-VIII-verhoging (%) x 0,5

Bloedingen en heelkundige ingrepen
De volgende tabel duidt aan welke gehaltes factor VIII in het plasma minimaal nodig zijn voor de behandeling van bloedingen of voor heelkundige preventie, en hoe lang deze gehaltes gehandhaafd moeten worden.

Type bloeding of heelkundige ingreep
Gehaltes factor VIII in het plasma die therapeutisch noodzakelijk zijn (% van
normaal) Periode waarin het nodig is om deze gehaltes in plasma te handhaven
Klein, vb. :

bloedingen van gewrichten
30 % minstens 1 dag, afhankelijk van de ernst van de bloeding

Groot, vb. :
bloedingen van spieren, bloedingen in de mondholte, mild hoofdletsel, uittrekken
van een tand, heelkundige ingrepen met een klein risico op bloedingen
40 – 50 % 3 tot 4 dagen, of tot voldoende wondheling

Levensbedreigend, vb. :
60 – 100 % gedurende 7 dagen, daarna bloedingen met betrekking tot
maag en darm, binnen de schedel, in de buikholte of in de borstkas, fracturen, grote heelkundige ingrepen met hoog risico op bloedingen therapie gedurende ten minste 7 dagen

Onder bepaalde omstandigheden kunnen grotere hoeveelheden dan de berekende waarden nodig zijn, in het bijzonder bij de begindosis.

Algemeen wordt factor VIII met intervallen van 8 tot 12 uur toegediend, hetgeen overeenstemt met de halfwaardetijd van factor VIII. Bij heelkundige preventie moet de begindosis 1 uur voor de ingreep toegediend worden. Bij grote heelkundige ingrepen moeten tijdens de eerste dagen na de operatie
behandelingsintervallen van 8 uur aangehouden worden.

Preventieve onderhoudsbehandeling
Voor een preventieve onderhoudsbehandeling van ernstige hemofilie A worden doses factor VIII van 10 tot 50 IE/kg lichaamsgewicht gegeven met intervallen van 2 tot 3 dagen. In sommige gevallen, vooral bij jongere patiënten, kunnen kortere doseringsintervallen of hogere doses nodig zijn om bloedingen te voorkomen.

B. Hemofilie A met antistoffen tegen factor VIII
De dosis moet individueel berekend worden op basis van de bepaling van de plasma factor-VIII-activiteit, omdat de vereiste dosis bij aanwezigheid van een antistof groter kan zijn dan normaal.

Een vervanging met factor VIII is alleen doeltreffend bij patiënten met een zwakke respons met een gehalte aan neutraliserende antilichamen van minder dan 10 Bethesda-eenheden (uitdrukking voor de activiteit van neutraliserende antilichamen op factor VIII). Zowel bij patiënten met een zwakke of sterke
respons en met een gehalte aan neutraliserende antilichamen van meer dan 10 Bethesda-eenheden is FEIBA (Factor VIII Inhibitor Bypassing Fractie) aangewezen.
C. De ziekte van von Willebrand met factor-VIII-tekort

IMMUNATE kan worden gebruikt bij vervanging met factor VIII bij patiënten met de ziekte van von Willebrand, bij wie de factor-VIII-activiteit gereduceerd is. Voor vervanging met IMMUNATE ter behandeling van bloedingen en om bloedingen door heelkundige ingrepen te voorkomen, zijn de richtlijnen die voor hemofilie A gegeven werden van toepassing.

4.2. Wijze van gebruik

Los het product op en dien de injectie of infusie traag intraveneus toe. Het wordt aanbevolen om niet meer dan 2 ml per minuut toe te dienen.

Gebruiksaanwijzing / verwerkingsinstructies

IMMUNATE moet onmiddellijk voor toediening opgelost worden. De oplossing moet dan direct gebruikt worden (het product bevat geen conserveermiddel). Oplossingen die troebel zijn of oplossingen die een neerslag bevatten, mogen niet gebruikt worden. Iedere niet-gebruikte oplossing moet op een geschikte
manier vernietigd worden vanwege het risico op bacteriële besmetting.
Voorkom bevriezen.

Reconstitutie van het gevriesdroogde poeder :
1. Verwarm het ongeopende flesje met het oplosmiddel tot op kamertemperatuur (maximum tot +37°C).
2. Verwijder de beschermkapjes van de flesjes met concentraat en met oplosmiddel (fig. 1) en ontsmet beide rubber stoppen.
3. Plaats de gegolfde rand van het transferapparaatje op het flesje met oplosmiddel (fig. 2) en druk.
4. Verwijder de beschermhuls aan de andere kant van het transferapparaatje zonder het vrijgekomen einde van de naald aan te raken.
5. Keer het transferapparaatje met het flesje oplosmiddel om en duw de vrije naald door de rubber stop van het flesje met concentraat (fig. 3). Het oplosmiddel wordt door het vacuüm in het flesje met concentraat gezogen.
6. Verwijder na ongeveer 1 minuut het transferapparaatje met het flesje oplosmiddel van het flesje met concentraat (fig. 4). Schud het flesje voorzichtig (het product lost gemakkelijk op).

Injectie :
1. Gebruik het bijgesloten filter met scherpe punt om het opgeloste preparaat op te zuigen. Plaats het filter met scherpe punt op de bijgesloten wegwerpspuit en doorprik hiermee de rubber stop (fig. 5).
2. Verwijder even de naald van het filter. Er zal lucht in het flesje met concentraat gezogen worden en het gevormde schuim zal verdwijnen. Zuig dan de oplossing in de spuit door het filter (fig. 6).
3. Verwijder de spuit van het filter en injecteer de oplossing traag via intraveneuze weg (maximale injectiesnelheid : 2 ml per minuut) met de ingesloten infusieset (of met de ingesloten naald).

Infusie :
Bij toediening door middel van infusie moet een wegwerpinfusieset met een geschikt filter gebruikt worden.

4.3. Overdosering

Er zijn geen ongewenste effecten bekend die specifiek aan overdosering te wijten zijn.

5. WELKE BIJWERKINGEN KUNNEN OPTREDEN?

Zoals bij alle producten die uit plasma worden bereid, zijn allergische of anafylactische reacties waargenomen, evenals verhoging van de lichaamstemperatuur.

Behandeling met factor-VIII-concentraten kan leiden tot de ontwikkeling van antistoffen tegen factor VIII.

Na toediening van grote doses kan hemolyse (vernietiging van rode bloedcellen) optreden bij patiënten met bloedgroepen A, B of AB.

Bij het toedienen van geneesmiddelen die bereid worden uit humaan bloed of plasma, kan het optreden van infectieziekten die veroorzaakt worden door overdracht van infectieuze micro-organismen, niet volledig worden uitgesloten. Dit is eveneens van toepassing op ziekteverwekkers van tot op heden onbekende
oorsprong. Teneinde de overdracht van micro-organismen die infecties kunnen veroorzaken, bij de toediening van IMMUNATE te voorkomen, worden bij het verzamelen en het testen van het plasma alsook tijdens de fabricage van het product voorgeschreven procedures toegepast. Deze procedures beschrijven
criteria voor selectie van donoren en plasma alsook de virusverwijderende en inactiverende processen die worden uitgevoerd tijdens het fabricageproces.

Indien er zich een bijwerking voordoet die niet in deze bijsluiter genoemd wordt, gelieve contact op te nemen met uw arts of apotheker.

6. AANWIJZINGEN VOOR HET BEWAREN EN UITERSTE GEBRUIKSDATUM

Het gevriesdroogde product heeft een houdbaarheid van 2 jaar. Omdat het product geen conserveermiddel bevat, moet IMMUNATE direct na oplossing toegediend worden.

7. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ OPSLAG

IMMUNATE moet bewaard worden bij een temperatuur tussen +2°C en +8°C, buiten invloed van licht.

Buiten het bereik van kinderen bewaren.

Voorkom bevriezen.

8. DATUM WAAROP DE BIJSLUITER VOOR HET LAATST HERZIEN IS
30 januari 2001