Kleine (= micro), meestal niet met het blote oog (-scopisch) waarneembare organismen, die overal in de natuur en van nature ook op de huid en de slijmvliezen en in het maag-darmkanaal voorkomen.

De belangrijkste micro-organismen zijn:
- amoeben
- bacteriën
- gisten
- parasieten
- protozoën
- schimmels
- virussen
- wormen

Als micro-organismen het lichaam binnendringen (= besmetting) worden ze in principe onschadelijk gemaakt door het natuurlijke afweersysteem (= immuun-systeem). Als dat niet (voldoende) lukt, kunnen de micro-roganismen zich verder voortplanten en plaatselijke (= lokale) of lichamelijke (= systemische) infectie-ziekten veroorzaken.

zie ook:
- anti-microbiële middelen
- resistentie
- mutatie

Terug naar infectie-ziekten