(1) Sterfte (= letaliteit)
(2) Aantal sterfgevallen (mort = dood) in de bevolking (= populatie) als gevolg een bepaalde ziekte, medicijn- of drugsgebruik, deelname aan het verkeer, etc., gedurende een bepaalde tijdsperiode (= letaliteit). Bijvoorbeeld: de mortaliteit van griep bedroeg in 2002 in Nederland 800., d.w.z. dat in 2002 in Nederland bij 800 overlijdingen griep als doodsoorzaak werd opgegeven.

zie ook:
- morbiditeit
- vóórkomen van ziekten